top of page

Waar liefde oplost in leegte

Otto Kernberg en de dubbelstructuur van borderline en narcisme

 

 

 

 

 

Inleiding: de ontmoeting tussen ervaring en theorie

Er zijn relaties die ons langzaam laten groeien en er zijn relaties die ons breken en tegelijk dwingen om dieper te kijken dan we ooit eerder durfden. Wat ik heb meegemaakt behoort tot die tweede categorie. Het was een liefdesverhaal dat niet slechts intiem of pijnlijk was, maar existentieel: een botsing met innerlijke leegte — een confrontatie met de grenzen van erkenning en wederkerigheid.

 

Wat mij het meest raakte, was niet zozeer de ruzies, de misverstanden of zelfs de leugens. Het was de ervaring dat ik de ander nooit helemaal bereikte. Er was nabijheid, er waren momenten van intens samenzijn, maar telkens verdween er iets in de diepte van het contact. Alsof ik tegen een spiegel sprak die terugkeek, glimlachte, soms brak — maar nooit helemaal doorzichtig werd.

 

In mijn zoektocht naar woorden en kaders kwam ik terecht bij de psychoanalyticus Otto Kernberg. Zijn werk over borderline- en narcistische persoonlijkheidsstructuren bood mij geen kant-en-klaar antwoord, maar wel een taal om te begrijpen wat ik had meegemaakt. Hij beschrijft hoe iemand, gevangen in een diffuse identiteit en primitieve afweermechanismen, niet in staat is de geliefde werkelijk als subject te zien. En hoe de pendel tussen hunkering en kilheid — tussen idealisering en ontkenning — juist de kern vormt van een persoonlijkheidsorganisatie waarin liefde telkens oplost in leegte.

 

Dit essay wil een brug slaan: tussen de klinische inzichten van Kernberg, de persoonlijke realiteit van mijn ervaring en een filosofische bezinning op liefde en het verlies van de Ander. Het is geen zuiver wetenschappelijke analyse en een zuiver dagboek evenmin. Het is een poging om te begrijpen wat er gebeurt wanneer de ontmoeting met de Ander tegelijk intimiteit én vervreemding brengt en hoe liefde kan bestaan in een veld dat steeds opnieuw door leegte wordt doorkruist.

 

 

 

Kernbergs persoonlijkheidsorganisatie

Om de dynamiek van borderline en narcisme te begrijpen, is het belangrijk te zien hoe Otto Kernberg de menselijke persoonlijkheid in lagen ordent. Hij spreekt niet zozeer over losse stoornissen, maar over niveaus van organisatie.

 

Aan de ene kant staat de neurotische organisatie, waarin iemand beschikt over een samenhangend zelfbeeld, stabiele relaties en een stevige realiteitstoetsing. Aan de andere kant staat de psychotische organisatie, waar de verbinding met de werkelijkheid ernstig verstoord raakt en wanen of hallucinaties op de voorgrond treden.

 

Daartussen bevindt zich de borderline organisatie, het gebied dat voor Kernberg zo wezenlijk is. Hier blijft het contact met de realiteit grotendeels intact, maar ontbreekt een geïntegreerd en stabiel zelf. Het ik is diffuus, de ander verschijnt door een gespleten lens: volledig goed of volledig slecht — zonder grijstinten of nuance. Afweermechanismen als idealisering, devaluatie en projectieve identificatie kleuren de beleving, waardoor relaties gekenmerkt worden door heftige schommelingen en instabiliteit.

 

Binnen dit spectrum plaatst Kernberg ook de narcistische persoonlijkheidsstructuur. Narcisme is in zijn visie geen volledig apart fenomeen, maar een specifieke uitdrukking van de borderline organisatie. Het zogenoemde, al dan niet verborgen, grandioze zelf — die façade van grootsheid en almacht — is voor hem geen teken van kracht, maar een poging om de innerlijke leegte en identiteitsdiffusie te maskeren. Achter de schijn van zelfverzekerdheid gaat juist een kwetsbaar en versnipperd zelf schuil. Dit zijn de mensen die zichzelf door het leven heen bluffen.

 

Deze gedachte bood mij een kader voor iets wat ik telkens opnieuw heb ervaren in mijn relatie. Er waren momenten waarop ik werd overspoeld door woorden van idealisering: dat ik de enige was, dat er niemand anders telde, dat er eindelijk rust was gevonden. Op die momenten voelde ik me werkelijk gezien en erkend, alsof ik eindelijk een thuiskomst beleefde. Maar kort daarna kon dezelfde stem plotseling omslaan in afstand, kilte, onverschilligheid en ontkennend dat deze beloftes ooit waren uitgesproken. Alsof het ene beeld volledig werd uitgewist en vervangen door het andere.

 

In het begin probeerde ik dat te begrijpen als inconsequent gedrag — als een tegenstrijdigheid die misschien wel te verklaren was door stress, angst of omstandigheden. Maar gaandeweg werd duidelijk dat het meer was dan dat. Het was niet zozeer een bewuste leugen of manipulatie, maar een structureel onvermogen om ervaringen en beelden samen te voegen tot een consistent geheel.

 

Kernbergs begrip van identiteitsdiffusie gaf mij taal voor iets dat ik tot dan toe alleen maar had aangevoeld: dat ik niet werd gezien als één en dezelfde geliefde, maar telkens opnieuw als een fragment, gevangen in een wisselend innerlijk landschap dat voortdurend verschoven werd.

 

 

​

Borderline en narcisme: overlap en verschil

Wanneer Kernberg over borderline en narcisme spreekt, benadrukt hij dat de twee niet scherp van elkaar te scheiden zijn. Beide wortelen in hetzelfde structurele tekort: het ontbreken van een geïntegreerd zelf en van stabiele innerlijke beelden van de ander.

 

Toch krijgen ze een verschillende vorm. In de borderline dynamiek staat het verlangen naar nabijheid centraal, vaak zo intens dat het overspoelend wordt. De angst om verlaten te worden maakt de relatie wankel, met een voortdurende hunkering naar bevestiging en aanwezigheid. In de narcistische dynamiek overheerst een andere beweging: de opbouw van een façade die de innerlijke leegte moet verhullen — een pantser van zelfverzekerdheid dat in werkelijkheid kwetsbaar en broos is.

 

Het bijzondere is dat deze twee bewegingen elkaar niet uitsluiten, maar in één en dezelfde persoon aanwezig kunnen zijn. In intieme momenten kan de borderline-kant naar voren komen: de ander wordt vastgeklampt, verheven tot ankerpunt, bron van redding of ideale liefde. Maar zodra er kritiek klinkt of een grens voelbaar wordt, verschuift de dynamiek. Dan treedt de narcistische kant naar voren: koel, afstandelijk, destructief en soms zelfs ontkennend dat de liefde ooit bestond. Het is een pendel die de geliefde achterlaat in verwarring — gevangen tussen intensiteit en leegte.

 

Ik herinner me een avond waarop ik, na een moeilijke periode met ontrouw, onverwacht werd overspoeld door een bericht vol woorden van schuld, schaamte en overgave. Ik hoorde dat ik de enige was die werkelijk telde, dat alles wat geweest was niet meer relevant was omdat voor haar nu eindelijk helder was waar haar liefde lag. Er zat een urgentie en hunkering in die ik niet kon negeren — het voelde als een moment van waarheid. Maar nauwelijks een dag later werd dezelfde nabijheid ontkend, alsof die nooit had bestaan. De warmte sloeg om in koel pragmatisme: waarom ik er zo zwaar aan tilde, waarom ik het niet gewoon losliet.

 

Die omslag maakte voor mij pijnlijk duidelijk hoe borderline en narcisme elkaar afwisselen. Het ene moment was er de totale overgave van iemand die bang is te verliezen, het volgende moment de pantsering van iemand die geen enkel risico wil lopen zichzelf te laten zien. Kernberg gaf me de woorden om dit te begrijpen: de intensiteit en de leegte waren geen tegengestelden, maar twee gezichten van hetzelfde innerlijke tekort.

 

 

 

De contextuele verschijning

Wat mij gaandeweg duidelijk werd, is dat borderline en narcisme niet twee losse structuren zijn die elkaar uitsluiten, maar dat ze in dezelfde persoon aanwezig kunnen zijn en afhankelijk van de context naar voren treden. Kernbergs theorie helpt om dat te begrijpen: het zijn verschillende manieren om met dezelfde innerlijke leegte en identiteitsdiffusie om te gaan. Het is de situatie die bepaald welke kant er naar voren zal treden. 

 

Wanneer er nabijheid en veiligheid leken te zijn, trad de borderline-dynamiek naar voren. Dan was er de intensiteit, de hunkering, de belofte dat ik de enige was. Maar zodra er kritiek klonk of ik een grens aangaf, verscheen de narcistische kant — een koelte die alles relativeerde, onverschilligheid ten opzichte van mijn emoties, een kil pragmatisme waarin beloftes hun gewicht verloren — en ik werd teruggebracht tot iemand die te veel vroeg en tekort schoot.

​

In dit patroon werd voor mij zichtbaar hoe sterk de context bepaalde welke dynamiek naar voren kwam. Het was alsof er geen midden bestond, geen geïntegreerde ruimte waarin verlangens en grenzen naast elkaar konden bestaan. De wisseling tussen de twee uitersten liet mij telkens achter in verwarring, omdat het ene moment werd uitgewist door het volgende.

​

Door Kernbergs begrippen leerde ik zien dat dit niet zomaar wispelturigheid was, maar een structureel onvermogen om verschillende ervaringen en beelden met elkaar te verbinden. De ander leefde niet in continuïteit, maar in afzonderlijke episodes die elkaar verdrongen. Voor mij betekende dit dat liefde steeds weer oploste in leegte, zodra de context veranderde.

 

 

​

Liefde en leegte

Otto Kernberg stelt dat echte liefde alleen mogelijk is wanneer iemand beschikt over een geïntegreerd zelf en het vermogen de ander als subject te zien. Liefde vraagt om continuïteit: het besef dat de ander dezelfde blijft, ook voorbij de momenten van idealisering of conflict. Zonder dat fundament lost liefde telkens weer op in leegte, omdat zij niet gedragen wordt door innerlijke samenhang.

 

Die leegte heb ik aan den lijve ervaren. Het scherpste voorbeeld daarvan was het moment waarop zij mij vertelde over onveilige seks met een ander. Het werd niet gebracht als een schuldbekentenis in de hoop op heling, maar als een koele, bijna zakelijke mededeling. Wat voor mij een existentiële breuklijn betekende – het verlies van vertrouwen, de vernietiging van een bedding waarin intimiteit veilig zou moeten zijn – werd door haar uitgesproken zonder voelbare innerlijkheid. Alsof het om een willekeurig feit ging, ontdaan van gewicht of morele betekenis. Een feit wat ik simpelweg ter kennisgeving mocht aannemen, zonder emotionele reactie.

 

Voor mij was dit het punt waarop liefde en leegte frontaal op elkaar botsten. Ik heb ervaren dat ik niet langer erkend werd als geliefde, maar gereduceerd was tot functie, tot figurant in een scenario waarin mijn gevoelens geen werkelijk gewicht hadden. Waar ik liefde beleefde als een veld van wederkerigheid en kwetsbaarheid, daar ervoer ik nu alleen nog de kilte van een façade die niet geraakt werd door mijn pijn. Het was alsof er geen brug meer bestond tussen haar woorden en mijn innerlijke werkelijkheid.

 

Kernbergs theorie gaf mij woorden om te begrijpen wat er gebeurde. Dit was geen toevallige wreedheid, maar een uitdrukking van het structurele tekort dat hij beschrijft. In de leegte van een diffuus zelf bestaat er geen werkelijk besef van de ander als subject. De geliefde wordt ervaren als middel of spiegel, maar niet als een wezenlijk ander met een eigen innerlijk dat erkend moet worden. Daarom kon iets dat voor mij alles veranderde, voor haar worden gebracht zonder datzelfde gewicht.

 

Dit moment markeerde voor mij het verlies van de ander in de meest radicale zin. Waar liefde een bedding had kunnen zijn waarin waarheid en kwetsbaarheid elkaar dragen, bleef alleen leegte over. In dat besef werd pijnlijk duidelijk wat Kernberg bedoelt: dat liefde zonder innerlijke samenhang geen liefde is, maar een projectie die telkens weer oplost zodra de façade breekt.

 

 

​

Filosofische reflectie

De ontmoeting met leegte in de liefde was voor mij niet alleen een persoonlijke ontwrichting, maar ook een existentiële ervaring. Wat Kernberg beschrijft in klinische termen – identiteitsdiffusie, splitting, het grandioze zelf – raakte mij als een botsing met de grenzen van liefde zelf. Want wat betekent liefde, wanneer de ander niet in staat is mij werkelijk als subject te zien? Als mens?

 

Voor mij is liefde meer dan emotie of verlangen; het is het verbindende principe dat mens en wereld draagt. Liefde schept bedding, een veld waarin waarheid en kwetsbaarheid elkaar ontmoeten. Zij veronderstelt erkenning: het zien van de ander — niet als middel of functie, maar als wezen dat zijn eigen innerlijk meebrengt. Liefde is daarom altijd wederkerig, ook wanneer zij ongelijk verdeeld of gekwetst wordt.

 

Juist in de confrontatie met mijn ex die die bedding niet kon bieden, werd voor mij zichtbaar hoe kwetsbaar en noodzakelijk dit principe is. Waar liefde vraagt om innerlijkheid en continuïteit, daar bleef ik achter in de leegte van een gefragmenteerd zelf dat niet kon erkennen. Het verlies van mijn ex was daarom niet slechts het verlies van een relatie, maar een verlies dat het wezen van liefde zelf zichtbaar maakte door haar afwezigheid.

 

Dit legt een existentiële breuk bloot die niet alleen individueel is, maar ook filosofisch. In een wereld waarin leegte, instrumentalisering en façade steeds meer ruimte innemen, staat de vraag naar liefde als verbindend principe opnieuw centraal. Kernberg laat zien hoe in de klinische werkelijkheid van borderline en narcisme de ander telkens wordt gereduceerd tot spiegel of middel. Mijn ervaring leert dat dit niet alleen een psychologische dynamiek is, maar een filosofisch vraagstuk:

 

Wat gebeurt er met ons mens-zijn wanneer de ander ophoudt een subject te zijn en slechts tot functie wordt gereduceerd?

 

Zo wordt de pijnlijke ervaring van liefde en leegte ook een uitnodiging tot bezinning. Misschien toont juist het ontbreken van liefde haar ware gestalte. In het gat dat achterblijft wanneer erkenning verdwijnt, wordt voelbaar dat liefde geen luxe is, geen toevallige emotie, maar een grondbeginsel van bestaan.

 

 

 

Slotbeschouwing

De ontmoeting met borderline en narcisme heeft mij niet alleen geconfronteerd met de grenzen van een relatie, maar ook met de grenzen van liefde zelf. Door de bril van Otto Kernberg werd zichtbaar hoe de pendel tussen hunkering en leegte — tussen idealisering en ontkenning — niet zomaar wispelturigheid was, maar een uitdrukking van een structureel tekort: het ontbreken van een geïntegreerd zelf dat de ander werkelijk als subject kan erkennen.

 

Voor mij betekende dat een ervaring van verlies die dieper ging dan de breuk van een relatie. Het was het verlies van de Ander, van de wederkerigheid die liefde mogelijk maakt. Waar ik zocht naar bedding en waarheid, vond ik leegte en façade. Wat bleef, was de pijnlijke helderheid dat liefde niet kan bestaan waar innerlijkheid ontbreekt.

 

Toch ligt in dit besef ook een waarheid die mij richting geeft. Juist omdat ik heb ervaren hoe de leegte liefde onmogelijk maakt, weet ik des te sterker dat liefde een grondbeginsel is. Zij is niet optioneel of bijkomstig, maar het weefsel dat mens en wereld bijeenhoudt. In haar afwezigheid wordt voelbaar hoe wezenlijk zij is.

 

In die zin is dit verhaal niet slechts een persoonlijk relaas, maar ook een filosofische uitnodiging. Kernbergs taal biedt de klinische contouren, maar mijn ervaring legt bloot wat er op het spel staat: de mogelijkheid om de ander werkelijk te ontmoeten als subject. Waar dat mislukt, ontstaat leegte. Waar het lukt, ontstaat liefde als verbindend principe.

 

En dat is de ultieme paradoxale gift van deze pijn: dat juist de afwezigheid van liefde haar onmisbaarheid, op pijnlijke wijze, heeft geopenbaard.

Borderline en narcisme, twee gezichten één medaille, liefde en leegte
vermorzeld hart, broken heart, emptiness, love
bottom of page