Van schema tot symbool
Een innerlijk dialoog tussen Jung en de Schematherapie
Inleiding – In het huis van vele kamers
Er leefden stemmen in mij die ik niet begreep. Sommige fluisterden angstig, anderen schreeuwden streng. Ze vertelden me dat ik te veel was of niet genoeg. Dat ik moest pleasen, presteren of verdwijnen. Jarenlang heb ik geprobeerd die stemmen stil te krijgen. Ik geloofde dat ze tegen mij werkten. Ze stonden mijn vrijheid in de weg.
Ik groeide op in een gezin waar onvoorspelbaarheid en emotionele afwezigheid de grondtoon vormden. Liefde was voorwaardelijk. Veiligheid broos. Wat ik voelde, telde niet mee of werd weggehoond. Als kind paste ik me aan, keer op keer. Ik leerde overleven, maar ik leerde niet hoe ik mezelf kon zijn.
De schema’s die ik ontwikkelde — diepgewortelde overtuigingen over mezelf, de wereld en de ander — werden fundamenten waarop ik huizen bouwde waarin ik nooit werkelijk thuis was. De modi waarin ik leefde, waren overlevingslagen: het Kwetsbare Kind in mij verstopte zich, de Straffende Ouder nam het woord en de Beschermer deed soms het licht uit.
Jaren later, na een relatie die mij brak op plekken waarvan ik niet wist dat ze bestonden, met een vrouw die mij leek te zien, maar in werkelijkheid mij langzaam uitwiste, keerde ik terug naar therapie. Schematherapie. Ik wilde begrijpen wat er was gebeurd. Wat ík had toegestaan. En wat ik nodig had om heel te worden.
Toen was Carl Gustav Jung ineens weer daar. Precies de juiste persoon op het juiste moment. In zijn taal vond ik een ander soort weten. Geen schema’s, maar symbolen. Geen diagnoses, maar verhalen. Zijn gedachtegoed raakte iets aan in mij dat al lang leefde, maar nog geen woorden had gevonden. En toen ik die twee werelden samenbracht — de structuur van schematherapie en de diepte van Jung — begon er iets te bewegen. In mij. Tussen mij. Door mij heen.
Dit essay is een verkenning van die innerlijke ontmoeting. Een reis langs delen, stemmen en beelden. Geen pleidooi voor het een boven het ander, maar een uitnodiging om beide te horen. Omdat heling begint waar we ruimte maken voor al wat in ons leeft.
Het Kind als drager van waarheid
In zowel de schematherapie als de dieptepsychologie verschijnt het Kind als een centrale figuur in het innerlijk landschap. Het Kind draagt de herinnering aan afhankelijkheid, onschuld, verlangen en pijn. Maar ook aan levendigheid, speelsheid, authenticiteit en oorspronkelijkheid.
Binnen de schematherapie is de Kwetsbare Kind modus de plaats waar gevoelens van verlatenheid, schaamte, hulpeloosheid en eenzaamheid worden ervaren. Het is het deel van de persoonlijkheid dat zich in de jeugd niet gezien, niet gehoord of niet veilig heeft gevoeld. Deze modus openbaart zich vaak in intense emotionele reacties die ‘niet bij de leeftijd passen’, maar juist terugwijzen naar een eerdere fase van het leven waarin fundamentele behoeften zijn gefrustreerd.
In de Jungiaanse psychologie verschijnt het Kind eveneens als archetypische gestalte: het Goddelijk Kind, een beeld dat Jung terugvond in dromen, mythen en religies. Dit archetype drukt niet alleen kwetsbaarheid uit, maar ook een diep potentieel. Het Goddelijk Kind is tegelijk klein en krachtig — een belichaming van toekomst, vernieuwing en de mogelijkheid tot transformatie. In sprookjes is het vaak het onbeduidende, verlaten kind dat uiteindelijk de wereld redt. Niet ondanks zijn kwetsbaarheid, maar dankzij.
Waar de Kwetsbare Kind modus zichtbaar wordt in concrete gedragingen en innerlijke toestanden, laat het Goddelijk Kind zich kennen in dromen, intuïties en symbolische beelden. Toch raken beide aan dezelfde existentiële laag: de menselijke ervaring van ontvankelijkheid, afhankelijkheid en het verlangen om erkend te worden in wie je bent. Het Kind leeft voort als innerlijke figuur; soms stil, soms luid schreeuwend om aandacht en vormt daarmee een sleutel tot heling.
De innerlijke tegenkracht – Schaamte, oordeel en de weg naar integratie
In de binnenwereld van ieder mens bestaan stemmen die oordelen, corrigeren of afwijzen. Deze stemmen dragen vaak het stempel van vroeger: woorden die ooit klonken uit monden van ouders, opvoeders of gezagsdragers, maar die zich genesteld hebben in het innerlijk en daar een eigen leven zijn gaan leiden.
De schematherapie noemt dit de Straffende Ouder modus. Deze modus komt tot uiting in harde, afwijzende gedachten over het zelf. Ze straft, minimaliseert of vernedert. “Je deugt niet.” “Je stelt je aan.” “Je moet je schamen.” Zulke boodschappen kunnen pijnlijk vertrouwd zijn voor mensen die als kind weinig ruimte kregen om hun emoties of behoeften te tonen. De Straffende Ouder fungeert dan als een psychische overlever: het probeert door strengheid het kwetsbare deel te beschermen tegen nieuwe afwijzing. Maar tegelijk verhardt het, sluit het af en onderdrukt het leven.
In de Jungiaanse psychologie verschijnt een verwante figuur in de vorm van de Schaduw. Deze omvat alles wat het bewuste ik niet wil zijn of niet durft te erkennen. Agressie, jaloezie, schaamte, seksuele impulsen, machtsdrang, maar ook kracht, woede en waarheid kunnen in de schaduw leven. Wat geen bestaansrecht krijgt in het daglicht van het ego, zakt weg in het onbewuste. Maar het verdwijnt niet. Het leeft voort in projectie, destructief gedrag of innerlijke afwijzing.
Zowel de Straffende Ouder als de Schaduw dragen een diepe morele lading. Ze confronteren ons met alles wat ‘niet mag’ — of dat nu komt vanuit opvoeding, cultuur of innerlijke angst. In het therapeutisch werk vraagt dit niet om onderdrukking, maar om ontmoeting. Het gaat niet om het wegmaken van deze stemmen, maar om bewustzijn. Wanneer de Schaduw gezien mag worden, wordt ze minder dwingend. Wanneer de Straffende Ouder ruimte maakt voor een andere stem, ontstaat er ademruimte voor compassie.
Het helende antwoord ligt niet in het bevechten van deze innerlijke tegenkrachten, maar in het durven luisteren naar wat erin opgesloten ligt: pijn, bescherming, afwijzing en uiteindelijk ook verlangen naar heelheid.
​
​
De beschermlaag – Overleven als stijl, afweer als identiteit
Ieder mens ontwikkelt strategieën om zich staande te houden in een wereld die niet altijd veilig of voedend is. Wanneer fundamentele behoeften in de kindertijd niet erkend of vervuld zijn, ontstaan er mechanismen die gericht zijn op bescherming. Niet uit kwaadwillendheid, maar uit noodzaak.
In de schematherapie worden deze strategieën ondergebracht in de Overlevingsmodi. Denk aan de Vermijdende Beschermer, die gevoelens afsnijdt, zich terugtrekt of verdoving zoekt. Of de Overcompenserende Beschermer, die controleert, perfectioneert of zich superieur opstelt om onderliggende kwetsbaarheid niet te hoeven voelen. Deze modi zijn functioneel, ooit ontstaan om te overleven, maar ze kunnen in het heden verstarren tot patronen die isoleren, vervreemden of verbinding ondermijnen.
In het denken van Jung verschijnen soortgelijke beschermingslagen in de vorm van archetypen zoals de Held, de Krijger of de Persona. De Held trekt ten strijde, overwint obstakels en verdedigt het kwetsbare. De Persona is het masker dat iemand draagt in sociale contexten — de rol die men speelt om geaccepteerd te worden. Deze archetypen zijn geen zwakte, maar een uiting van aanpassingsvermogen. Ze bieden houvast in een wereld vol verwachtingen en risico’s.
Toch ontstaat er spanning wanneer het masker verward wordt met de kern. Wanneer de beschermende laag de enige toegestane laag wordt, vervaagt het contact met het innerlijk. Zowel in schematherapie als bij Jung komt op dat moment de vraag naar voren: wie ben je zonder je bescherming? En durf je die ander — het Kwetsbare Kind, de Schaduw, het Zelf — werkelijk te ontmoeten?
Bescherming is geen fout. Het is een teken van vroeg leren vechten, vluchten of bevriezen. Maar waar heling plaatsvindt, ontstaat ruimte om het schild neer te leggen. Om de Held niet altijd te laten strijden, om de Vermijdende Beschermer niet langer alles te laten reguleren. Dan komt er ruimte voor iets anders: aanwezigheid, verbinding en waarheid.
Heelheid als innerlijk kompas – De Gezonde Volwassene en het Zelf
Te midden van alle innerlijke stemmen, overlevingsstrategieën en onvervulde behoeften leeft er ook een vermogen tot dragen van álles wat zich aandient. Een deel dat niet oordeelt, maar onderscheid maakt. Dat niet wegduwt, maar ruimte schept. In de schematherapie wordt dit de Gezonde Volwassene genoemd — de innerlijke figuur die zorg draagt voor het Kwetsbare Kind, grenzen stelt aan de bestraffende of overcompenserende delen en bij machte is om te reguleren zonder te onderdrukken.
De Gezonde Volwassene ontwikkelt zich niet vanzelf. Ze wordt geboren in het werk dat mensen doen om zichzelf te begrijpen, om contact te maken met hun binnenwereld, om destructieve patronen te herkennen en te transformeren. Ze groeit in de ruimte tussen impuls en actie, tussen automatische reactie en bewuste keuze. En waar zij tot bloei komt, ontstaat er iets nieuws: verantwoordelijkheid, mildheid en menselijkheid.
In Jung’s werk ligt een verwante figuur besloten: het Zelf. Dit is geen modus of deel, maar de totaliteit van de psyche; het centrum én het geheel. Het Zelf omvat zowel het bewuste ego als de onbewuste lagen daaronder. Het bevat tegenstellingen en overstijgt ze. Het Zelf is niet iets wat je ‘wordt’, maar iets wat zich ontvouwt wanneer je bereid bent jezelf onder ogen te komen, in licht en in schaduw, in kracht en in kwetsbaarheid.
Het Zelf is richtinggevend, maar niet controlerend. Het nodigt uit, maar dwingt niet. Het roept, via dromen, beelden en intuïtie. Het vraagt niet om perfectie, maar om trouw. In het proces van individuatie — het pad van innerlijke integratie — leert het ego zich afstemmen op het Zelf, zoals een instrument zich stemt op een onhoorbare toon.
Waar de Gezonde Volwassene zorg draagt voor de delen, belichaamt het Zelf het geheel. Waar de ene werkt op het niveau van dagelijkse balans, beweegt de andere op het niveau van diepe betekenis. Beide vertegenwoordigen de mogelijkheid om aanwezig te zijn in het leven, in relaties en in het eigen innerlijk.
In deze aanwezigheid gebeurt iets wonderlijks: wat verdeeld leek, wordt verbonden. Wat verstoten was, mag thuiskomen. Wat pijnlijk was, krijgt betekenis. Het is daar, in dat stille midden, dat de mens zichzelf werkelijk ontmoet.
​
Slot – De herinnering aan innerlijke heelheid
Er is geen rechtlijnig pad naar binnen. Geen kaart die precies aanwijst waar de wonden zitten of hoe ze zich laten helen. Wat ik heb geleerd — en nog steeds aan het leren ben — is dat de psyche geen machine is die gerepareerd moet worden, maar een levend geheel dat gehoord wil worden.
In schematherapie leerde ik de delen van mezelf kennen die ik had weggeduwd. De stem van het Kwetsbare Kind, dat al zo lang op mij wachtte. De Beschermer, die zich had opgedoft in rationele argumenten of in het zwijgen en terugtrekken. De Straffende Ouder, die klonk als de stem van mijn moeder. Door ze te leren herkennen, kon ik ze voorzichtig uit de schaduw halen.
Jung leerde me dat die schaduw zelf ook deel is van wie ik ben. Niet om te verwerpen, maar om te integreren. Zijn taal gaf me beelden die niet alleen begrepen wilden worden, maar gevoeld. Hij bracht me naar een veld waarin dromen betekenis kregen, synchroniciteit richting gaf en heling geen eindpunt was, maar een proces van toenemende bewuste aanwezigheid. En bovenal: een proces van vallen en opstaan.
Tussen de taal van de therapie en de symboliek van de ziel vond ik een plek waar ik mezelf kon ontmoeten. Als proces, niet als projectie. Als landschap vol stemmen, modi, archetypen, verlangens, littekens — en liefde.
Dit essay is geen conclusie, maar een spoor. Een herinnering aan wat mogelijk is wanneer we het innerlijke werk aandurven. Wanneer we durven afdalen, luisteren en voelen. En wanneer we uiteindelijk de moed vinden om met al onze delen aanwezig te zijn — niet in strijd, maar in relatie.
In die ontmoeting ontstaat iets heiligs. Niets groots, niets spectaculairs. Maar waarachtig.
​
En dat is misschien wel het begin van echte heelheid.


