Twee kanten van één medaille
Over de verwevenheid van Borderline en Narcisme
Inleiding
In de psychiatrische diagnostiek worden borderline- en narcistische persoonlijkheidsstoornissen nog vaak als tegengestelden gepresenteerd. De eerste geassocieerd met emotionele instabiliteit en verlatingsangst, de tweede met grootheidsgevoel en emotionele kilte en onverschilligheid. Toch groeit het besef dat deze scheiding te simplistisch is — achter beide beelden gaat een vergelijkbare kwetsbaarheid schuil, geworteld in een fragiel zelfgevoel en vroege traumatische ervaringen.
Ook in mijn persoonlijke ervaring werd deze verwevenheid zichtbaar. Ik heb van nabij gezien hoe dezelfde persoon kon schakelen tussen uitersten: de ene keer intens fragiel, afhankelijk en overspoeld door angst om verlaten te worden, de andere keer afstandelijk, controlerend, kil en ontoegankelijk. Deze schijnbare tegenstrijdigheid bleek niet te duiden op twee afzonderlijke stoornissen, maar op verschillende gezichten van één onderliggende persoonlijkheidsstructuur.
Dit essay onderzoekt hoe borderline en narcisme zich tot elkaar verhouden, theoretisch én klinisch. Het bespreekt de overlap in kwetsbaarheid, de psychodynamische verklaringsmodellen en de empirische bevindingen over comorbiditeit. Daarbij wordt steeds zichtbaar dat borderline en narcisme niet los van elkaar bestaan, maar elkaar spiegelen en afwisselen — als twee kanten van één medaille.
Overlap in kern en kwetsbaarheid
Borderline persoonlijkheidsstoornis (BPS) en narcistische persoonlijkheidsstoornis (NPS) worden vaak gezien als tegengestelden — de persoon met borderline als emotioneel instabiel met verlatingsangst, de persoon met narcisme als arrogant en gevoelloos. Toch delen beide typen persoonlijkheidsstoornissen diepe psychologische wortels en een gemeenschappelijke kern van onzekerheid en schaamte. Beide typen worstelen met een gekwetst zelfgevoel en complexe traumata uit de jeugd, ook al uiten ze dat verschillend.
Iemand met narcisme camoufleert innerlijke pijn met grootheidswaan en een false self om zich onkwetsbaar te voelen, terwijl iemand met borderline juist openlijk overspoeld wordt door emoties en angst voor verlating. In feite vermijden zowel mensen met borderline als narcisme het confronteren van hun innerlijke kwetsuren — de één door ze te ontkennen en te overbluffen, de ander door voortdurend externe geruststelling te zoeken.
Deze gedeelde kwetsbare kern leidt ertoe dat veel kenmerken overlappen. Zo kunnen mensen met narcisme onder hun zelfverzekerde façade dezelfde emotionele instabiliteit en verlatingsangst ervaren als mensen met borderline. Omgekeerd vertonen mensen met borderline geregeld narcistische trekken zoals manipulatief gedrag en een fluctuerend zelfbeeld. Beide persoonlijkheden kennen periodes van woede-uitbarstingen en extreme gevoeligheid voor kritiek en afwijzing — typische “borderline-achtige” emotionele reacties die ook bij narcisme voor komen. Er is dus een duidelijke thematische overlap: emotionele kwetsbaarheid, schaamte, angst voor afwijzing en problemen met zelfbeeld spelen bij beide typen een centrale rol.
Theoretische visies: één structurele organisatie
Binnen de psychodynamische theorie is al lang erkend dat borderline – en narcistische problematiek nauw verwant zijn. Otto Kernberg, een invloedrijk psychoanalyticus, introduceerde het concept borderline persoonlijkheidsorganisatie (BPO) als onderliggende structuur die bij meerdere stoornissen voor komt. Volgens Kernberg hebben patiënten met verschillende DSM-diagnoses, waaronder borderline, narcistische en antisociale persoonlijkheden, in de kern dezelfde fundamentele identiteitsdiffusie en primitieve afweermechanismen. Met andere woorden: wat we diagnostisch onderscheiden als BPS en NPS zijn bij Kernberg twee manifestaties van één en dezelfde onderliggende persoonlijkheidsorganisatie. In zijn klassieke werk Borderline Conditions and Pathological Narcissism (1975) betoogt Kernberg dat pathologisch narcisme eigenlijk een extreme variant is van borderline pathologie. Hij ziet narcisme als deel van dezelfde structurele stoornis, gekenmerkt door bijvoorbeeld splitting (zwart/wit denken), chronisch gevoel van leegte en een zwak, gefragmenteerd zelfbeeld — kenmerken die zowel bij mensen met borderline als narcisme voor komen.
Ook andere theoretici hebben verbanden gezien. Zo stelde James Masterson (1981) een geïntegreerd ontwikkelingsmodel op voor borderline en narcistische stoornissen. Hij beschreef dat beide voortkomen uit ontwikkelingsstoornissen in de vroege kindertijd (mislukte seperatie-individuatie), hoewel zij zich verschillend manifesteren. Heinz Kohut had weer een andere visie waarin hij narcisme meer zag als een normaal ontwikkelingstraject dat ontspoord is (en minder als onderliggend borderline), maar ook hij benadrukte de kwetsbaarheid achter grootheidsfantasieën. Waar Kernberg pathologisch narcisme beschouwde als een afwijking vol defecten (met borderline als basis) beschouwde Kohut het eerder als een poging tot zelfgenezing die is vastgelopen. Ondanks die nuanceverschillen erkende beide scholen dat grandiositeit en fragiliteit hand in hand gaan bij narcisme.
Een moderne kijk die aansluit bij Kernbergs idee is de dimensionale benadering in ICD-11 en alternatieve DSM-5-modellen. Die kijkt minder naar aparte categorieën en meer naar persoonlijkheidstrekken en ernst. In zo’n model kan één persoon tegelijk hoge niveaus van borderline dysfunctie (identiteitsstoornis, emotiedisregulatie) én uitgesproken narcistische trekken vertonen zonder dat dit paradoxaal hoeft te zijn. Het begrip borderline persoonlijkheidsorganisatie past hierin — het suggereert een algemeen niveau van desorganisatie waarin iemands gedrag varieert over tijd en context.
Gelijktijdig bijkomende kenmerken, bijvoorbeeld paranoia of anti-sociaal gedrag naast narcisme, worden dan gezien als verschillende uitingen van één onderliggende structuur in plaats van losstaande comorbiditeiten. Dit ondersteunt het idee dat borderline en narcistische manifestaties bij één persoon kunnen voor komen binnen een enkel, complex persoonlijkheidsprofiel.
Comorbiditeit en onderzoek
Empirisch onderzoek bevestigt dat borderline- en narcistische kenmerken vaak gezamenlijk voor komen. Diagnose- technisch kunnen mensen voldoen aan criteria van beide stoornissen tegelijk. Studies suggereren dat circa 1 op de 4 mensen met BPS ook aan NPS criteria voldoet. In een klinisch onderzoek met BPS-patiënten had een subgroep daadwerkelijk comorbide NPS, ongeveer 13% in die steekproef. Deze BPS + NPS patiënten bleken gemiddeld zelfs ernstiger in persoonlijkheidspathologie: zij voldeden aan meer borderline criteria dan patiënten met BPS zonder NPS. Daarnaast vertoonden deze groep ook vaker bijkomende theatrale (histrionische), paranoïde en schizotypische trekken. Dit duidt erop dat de combinatie borderline + narcisme samenhangt met een algehele complexere persoonlijkheidsproblematiek.
Interessant genoeg laten zulke combinaties ook een ander klinisch beeld zien. Zo vonden onderzoekers dat BPS-patiënten mét narcistische trekken gemiddeld minder overige psychiatrische stoornissen hadden en minder vaak opgenomen hoefden te worden dan klassieke BPS-patiënten. Een recente literatuurstudie in European Psychiatry (2023) stelde zelfs dat narcistische trekken mogelijk een beschermende factor vormen bij borderline patiënten.
Het blijkt dat deze combinatie gepaard gaat met minder zelfverwonding, minder suïcidepogingen en dus minder noodzaak tot opname. Dit komt overeen met de gedachte dat grandiositeit stabiliserend kan werken. Een groot gevoel van zelfwaarde en verminderde emotionele afhankelijkheid kunnen sommige destructieve impulsieve uitingen van borderline temperen. Met andere woorden — een dun laagje narcistisch pantser kan voorkomen dat de borderline-kwetsbaarheid constant tot crisis leidt. Onderzoek van Hörz-Sagstetter et al. (2018) merkte op dat hoge niveaus van grandiositeit een stabiliserende werkingen kunnen hebben bij psychopathologie in BPS-patiënten. Uiteraard komt deze schijnbare “stabiliteit” tegen een prijs: de onderliggende problematiek is er immers nog steeds, maar de tol wordt vaak verlegd — naar de omgeving, die grote moeite heeft met het egocentrische gedrag, gebrek aan empathie en manipulatie van de patiënt.
In de praktijk erkennen clinici dat overlap tussen borderline en narcisme de diagnostiek en behandeling ingewikkeld maakt. Een persoon met beide trekken kan bijvoorbeeld minder snel hulp zoeken of eerlijk deelnemen aan therapie (door de narcistische zelfoverschatting of zelfbedrog), terwijl de borderline problematiek juist intensieve hulp vereist. Desondanks wordt er in moderne behandelprogramma’s, zoals bepaalde Mentalization Based Treatment (MBT) trainingen, expliciet stilgestaan bij de overeenkomsten tussen borderline en pathologisch narcisme. Dit benadrukt dat hedendaagse professionals de verbinding zien en hun interventies daarop afstemmen.
Grandioos versus kwetsbaar — oscilleren tussen twee polen
Een belangrijk inzicht in recente theorie en onderzoek is dat narcisme twee gezichten heeft — een grandioze kant én een kwetsbare kant, en dat deze twee kunnen wisselen al naargelang de omstandigheden. Traditioneel ligt de nadruk bij NPS op de grandiositeit (het arrogante, egocentrische gedrag), maar clinici en onderzoekers beschrijven al decennia lang ook het kwetsbaar of covert narcisme, dat sterk lijkt op borderline-achtige kenmerken (gevoelens van leegte, depressie, afhankelijkheid, hypersensitiviteit).
Pathologisch narcisme is daarom het best te begrijpen als een dimensie die beide polen omvat. Uit een kwalitatieve studie (Day et al., 2020) onder naasten van mensen met pathologisch narcisme, bleek dat in bijna 70% van de gevallen beide kanten samen voor kwamen. Dezelfde persoon werd omschreven als soms hautaine en egocentrisch (veeleisend, arrogant, charmerend, gebrek aan empathie) en op andere momenten diep onzeker en emotioneel labiel (hulpbehoevend, snel gekwetst, gevoelens van leegte en woede). Deze grandioze en kwetsbare kenmerken waren niet stabiel afzonderlijk, maar oscilleerden — grote stemmingswisselingen, wisselende attitudes en tegenstrijdige behoeften traden op in één en dezelfde persoon.
Dit bevestigt dat de narcistische presentatie kan fluctueren over tijd en afhangen van triggers. Wanneer alles voor de wind gaat, zet de persoon zijn grandioze masker op — bij krenking of verlies van houvast zakt dat masker en komt de onderliggende kwetsbaarheid (vergelijkbaar met borderline) scherp naar voren.
Sommige experts spreken erover dat BPS en NPS twee kanten van dezelfde medaille zijn of op één spectrum liggen. Het kernidee is dat de innerlijke kind dynamiek bij beide stoornissen gelijksoortig verstoord is, alleen de uitingsvorm verschilt. Sam Vaknin, psycholoog en een bekend schrijver over narcisme, beschrijft het als volgt:
Een persoon met narcisme is in essentie een gekwetst kind zonder stabiele identiteit die borderline-achtige emoties van pijn en paniek heeft ervaren, maar daarop heeft gereageerd door een pantser van onkwetsbaarheid op te bouwen.
Narcisme fungeert hier als verdediging tegen borderline-dynamiek — de persoon vertelt zichzelf dat zij niemand nodig heeft en superieur is, om maar niet opnieuw afhankelijkheid en kwetsbaarheid te hoeven voelen. Als die narcistische verdedigingsmuur echter instort (door tegenslag of narcistische ineenstorting), komen al die borderline-achtige gevoelens explosief terug — het eens zo zelfverzekerde individu raakt dan plots in een staat van emotionele chaos, verlatingsangst, woede en impulsiviteit. Vaknin noemt dit een tijdelijke borderline toestand bij de narcist wanneer diens afweer faalt. Omgekeerd kan iemand met borderline onder extreme stress juist grijpen naar narcistische afweer: kil of arrogant worden (ik heb niemand nodig) om de overweldigende angst en pijn te onderdrukken.
Zo spiegelen de twee stoornissen elkaar als in een dans: wanneer de borderline persoon zich bedreigd voelt door verlating kan zij een narcistische houding aannemen ter zelfbescherming — en wanneer de persoon met narcisme diep gekrenkt wordt, kan zij regressief borderline gedrag vertonen. Dit context-afhankelijk schakelen illustreert hoe flexibel die onderliggende persoonlijkheidsstructuur eigenlijk is. Wat we zien als twee aparte stoornissen zijn in zulke gevallen slechts verschillende gezichten van dezelfde problematiek — welk gezicht domineert, hangt af van interne en externe triggers.
Conclusie: twee kanten van één medaille
De literatuur ondersteunt mijn persoonlijke visie — dat borderline en narcisme nauw met elkaar verwezen zijn en in één persoon kunnen samenkomen. Waar de klassieke diagnostiek ze apart labelt, laten hedendaagse inzichten zien dat ze vaak een gemeenschappelijke basis hebben en zelfs tegelijk kunnen voor komen. Je zou kunnen zeggen dat borderline en narcisme extreme uitingsvormen zijn van één onderliggend spectrum, waarbij de ene pool wordt gekenmerkt door openlijke chaos en emotionele pijn en de andere door ontkenning van pijn via grandiositeit. Afhankelijk van de context en de gemoedstoestand van de persoon kan de pendel naar de ene of de andere kant zwaaien. Dit betekent niet dat elke persoon met borderline een verborgen narcist is of vice versa, maar wel dat bij een deel van deze individuen de diagnostische grenzen vervagen.
In de casus die in dit essay op de achtergrond speelt gaat het om iemand die in het verleden gediagnosticeerd is met een schizo-affectieve stoornis met borderline-trekken. Later kreeg deze persoon een zeer twijfelachtige bipolaire diagnose, maar in praktijk liet zij duidelijke narcistische én borderline kenmerken zien. Dit past precies binnen het beeld. Het is bekend dat narcistische trekken diagnostiek kunnen bemoeilijken (door misleiding, het verbergen van kwetsbaarheid of relevante informatie verzwijgen), waardoor verkeerde diagnoses (zoals bipolair) kunnen ontstaan.
Mijn persoonlijke observatie — dat zowel borderline gedrag als narcistisch gedrag aanwezig kan zijn in één persoon, afhankelijk van de situatie, wordt gestaafd door theorie en onderzoek. Zo toont Kernbergs borderline persoonlijkheidsorganisatie aan dat de twee klinische beelden structureel samengaan en hedendaags onderzoek laat zien dat mensen met borderline vaak narcistische kenmerken hebben (grandiositeit, gebrek aan empathie, behoefte aan bewondering/externe validatie). Zelfs statistisch is de comorbiditeit hoog: BPS en NPS komen regelmatig samen voor in één persoon.
Kortom, borderline en narcisme kunnen worden gezien als twee uitingsvormen van vergelijkbare onderliggende problematiek. Beide wortelen vaak in vroege traumatische ervaringen en onveilige hechting en beide leiden tot diepe identiteitsproblemen en angst voor echte intieme verbinding. De ene persoon reageert hier primair op met zoeken naar bevestiging en dramatische emotionele expressie (borderline-stijl), de ander met ontkennen van kwetsbaarheid en het opblazen van het ego (narcistische- stijl). Maar in complexe individuen kunnen beide reacties aanwezig zijn en elkaar afwisselen, afhankelijk van de omstandigheden. Het zijn twee kanten van één medaille — de context bepaalt welke kant op een gegeven moment naar voren treedt.

