top of page

Tussen spiegel en afgrond

Over borderline, narcisme en het verlangen naar verbinding

 

 

 

 

​

 

Inleiding – De dans tussen nabijheid en afstand

Soms ontmoeten twee mensen elkaar op een snijvlak van verlangen en angst. Wat zich aandient als liefde, blijkt een spiegelzaal van miskenning en herhaling. In relaties waarin een borderline en narcistische structuur aanwezig zijn in één persoon, is er onvermijdelijk sprake van een intens drama waarin aantrekking en afstoting, idealisering en devaluatie, smeken en verstijven elkaar in razend tempo afwisselen. Wie zich eenmaal in deze dans bevindt, raakt verstrikt in een ervaring die tegelijk verslavend en vernietigend kan zijn.

 

Borderline en narcisme worden in de psychologie vaak gezien als afzonderlijke stoornissen, maar in werkelijkheid zijn het verwante manieren om met relationeel trauma, hechtingstekort en een fragiel zelfgevoel om te gaan. Dit essay beoogt geen klinische diagnose of oordeel, maar een filosofisch-psychologische benadering waarin ruimte is voor nuance, kwetsbaarheid en het verlangen naar verbinding.

 

Wat betekent het om nooit écht in verbinding te kunnen komen met de ander, juist wanneer de behoefte aan verbinding zo diep is?

 

Ik schrijf dit niet vanuit abstracte afstand, maar vanuit geleefde ervaring. Ik ben drieënhalfjaar  samen geweest met een vrouw bij wie zowel de borderline- als de narcistische structuur aanwezig was. Het was geen simpele optelsom van trekken of kenmerken, maar een zeer complexe, dynamische verwevenheid van twee overlevingsstrategieën. Welke structuur op de voorgrond trad, hing af van de context.

 

De borderline kant kwam vaak tot uiting in haar verlatingsangst, innerlijke leegte, affectieve intensiteit en instabiliteit, en verlangen naar versmelting. De narcistische kant daarentegen kwam naar voren wanneer zij zich bedreigd voelde in haar gevoel van eigenwaarde of onvoldoende gevalideerd werd — dan werd ze kil, controlerend, passief-agressief of ronduit destructief. Niet vanuit kwaadwillendheid, maar als verdedigingsmechanisme. Het samenvallen van beide structuren in één persoon confronteerde mij met de diepste spanningen tussen nabijheid en autonomie, tussen liefde en vernietiging. Dit essay is mede een poging om die ervaring te begrijpen, te ordenen en betekenis te geven.

 

 

 

Het verlangen om gezien te worden

Zowel mensen met borderline- als narcistische trekken verlangen intens naar erkenning, niet oppervlakkig, maar existentieel. Ze willen niet alleen gezien worden, maar gezien zijn in hun menselijkheid, als iemand die werkelijk bestaat in het oog van de ander.

 

Filosofen als Emmanuel Levinas en Martin Buber werpen ieder op hun eigen manier licht op dit fundamentele verlangen.

Bij Levinas is het gelaat van de Ander geen neutrale waarneming, maar een ethische oproep. De blik van de Ander confronteert mij met mijn verantwoordelijkheid; het roept mij op om de Ander niet te reduceren tot object of functie. In het gezicht van de Ander wordt mijn mens-zijn opgeroepen: ik besta in relatie tot de Ander — en daarin ligt mijn ethische opdracht besloten. Het verlangen om erkend te worden is dus geen narcistische behoefte aan bevestiging, maar een existentiële noodzaak om als subject te bestaan in de ogen van een ander subject.

 

Martin Buber formuleert iets soortgelijks vanuit zijn beroemde onderscheid tussen de Ik-Gij en Ik-Het relatie. In een Ik-Het relatie behandelen we de ander als object — iets wat we gebruiken, controleren of manipuleren. In een Ik-Gij relatie daarentegen bestaat de ander als Gij — als onherleidbaar, als wezen op zichzelf. Alleen in die echte ontmoeting ontstaat ruimte voor het Zelf: pas wanneer ik jou werkelijk ontmoet, kom ik ook zelf in mijn diepste zijn tevoorschijn.

 

Voor mensen met een borderline- of narcistische structuur is precies deze vorm van ontmoeting vaak pijnlijk of beangstigend en tegelijk is het waar ze het meest naar verlangen. Maar hoewel het verlangen op existentieel niveau overeenkomt, verschillen de manieren waarop borderline- en narcistische structuren hiermee omgaan fundamenteel van elkaar.

 

Mensen met een borderline-structuur kunnen de ander overspoelen in hun hunkering naar samensmelting, maar hebben doorgaans wel enig empathisch vermogen en zijn vaak intens gevoelig voor de stemming van de ander. Bij narcistische structuren daarentegen is sprake van een fundamenteel onvermogen om werkelijk in verbinding te treden. Hoewel ook de persoon met narcisme verlangt naar erkenning, ontbreekt het vaak aan affectieve empathie: het vermogen om zich op gevoelsniveau in te leven in de belevingswereld van de ander en daar affectief op te reageren.

 

De narcistische persoonlijkheidsstructuur maakt van het verlangen naar erkenning een instrumenteel iets: de ander wordt niet ontmoet, maar gebruikt als spiegel, als bron van bewondering, als object van controle. Waar Levinas spreekt over het gelaat van de Ander als ethische oproep, ziet de narcist de Ander vaak slechts als functioneel in zijn eigen verhaal. En precies daarin schuilt de destructiviteit: in het hardnekkige onvermogen om de Ander als Ander te laten bestaan. Niet uit kwaadaardigheid, maar uit een diep verankerd defensief patroon dat nabijheid verwart met dreiging en controle met veiligheid.

 

De persoon met borderline verlangt naar samensmelting, naar volledige nabijheid. Verlating of de dreiging daarvan, wordt als ondraaglijk ervaren en roept vaak intense angst en woede op. De narcistische persoon daarentegen verlangt naar bewondering en controle. Diepere intimiteit wordt vermeden, uit angst ontmaskerd of afhankelijk te worden. Toch ligt onder beide dynamieken een gemeenschappelijke kwetsbaarheid: het onvermogen om zichzelf waardevol en stabiel te voelen buiten de reflectie van de ander.

 

Wanneer beide structuren in één persoon samenkomen, ontstaat er een diep innerlijk conflict. De ene kant hunkert naar samenvloeiing, de ander verdedigt zich met kilte en afstand. Deze interne splitsing wordt vaak extern uitgevochten in relaties: eerst idealiseren, dan afstoten; eerst smeken om nabijheid, dan straffen bij tegenspraak of grensbewaking. De ander wordt meegezogen in een ritme dat niet meer tot rust komt.

​

Maar wat als die rust ook nooit gaat komen? Wat als de ander structureel gevangen blijft in een dynamiek van projectie, controle en ontkenning — waarin jouw subjectiviteit geen bestaansrecht heeft, behalve als spiegel? 


In zo’n relatie is de mogelijkheid tot echte ontmoeting fundamenteel ondermijnd. De liefde wordt dan geen bedding meer, maar een uitputtende poging om door een muur van onvermogen heen te reiken tot je zelf verdwijnt. Wie met zo iemand verbonden is, ervaart verwarring, machteloosheid en vaak ook liefde — juist omdat het lijden van de ander voelbaar blijft onder de patronen.

​

​​

 

De spiegel zonder ziel

Jacques Lacan beschrijft hoe het ik ontstaat in de spiegelfase, waarin het kind zichzelf voor het eerst als een geheel waarneemt in de spiegel. Voor mensen met borderline of narcistische structuren is die spiegel vaak gebroken of bedrieglijk.

 

De narcistische structuur ontwikkelt een vals zelf — een façade die bewondering oproept, maar niet doorvoeld wordt. Het echte zelf blijft verstopt, vaak onbewust, en wordt ervaren als leeg of zwak. De persoon met borderline heeft juist moeite om een samenhangend zelfbeeld te behouden: wie ben ik als jij mij niet bevestigt?

 

Beide structuren kennen een diepgaande schaamte en identiteitsverwarring. Ze spiegelen zich aan de ander, maar niet vanuit innerlijke verankering. De ander wordt een noodzakelijke, maar onbetrouwbare spiegel: te dichtbij is ondraaglijk, te ver weg is vernietigend.

 

In iemand waarin beide structuren samenkomen, wisselen deze posities zich razendsnel af: soms is de spiegel opvullend, soms afstotend. Soms is het vals zelf een pantser, dan weer een schreeuw om bevestiging. Deze verspringende spiegel maakt het voor geliefden bijzonder moeilijk om emotioneel te navigeren. De reflectie verandert constant, maar de kern blijft dezelfde: een onvervuld verlangen om werkelijk gezien te worden.

 

 

 

De grens tussen zelf en ander

Borderline betekent letterlijk: grens. En precies daar ligt de kern van het lijden: de grens tussen zelf en ander is vloeiend, onveilig of juist verstard. In borderline is er vaak sprake van fusie: de ander wordt een verlengstuk van het eigen gevoelsleven. In narcisme daarentegen wordt de ander tot object gereduceerd — een instrument voor zelfbevestiging.

 

Maar deze uitersten hebben meer met elkaar gemeen dan op het eerste gezicht lijkt. Beiden raken verstrikt in een defensieve relatie tot nabijheid. Beiden vermijden het echte risico van wederkerigheid, uit angst voor afwijzing, overname of vernietiging.

 

In de intieme dynamiek van een borderline-narcisme-relatie ontstaat vaak een vicieuze cirkel van aantrekken en afstoten. De borderline kant zoekt versmelting en wordt vervolgens afgewezen; de narcistische kant zoekt bewondering en wordt vervolgens verstikt. Wat beide kanten verbindt, is niet hun verschil, maar hun gedeelde angst voor echte ontmoeting.

 

Wanneer deze twee structuren binnen één persoon opereren, internaliseert deze dans zich. De innerlijke dialoog wordt er een van zelf idealiserende hoop en zelfafwijzende kritiek. De partner wordt voortdurend heen en weer geslingerd tussen redder, vijand, spiegel en bedreiging. De grens tussen liefde en overleving vervaagt.

 

 

 

Van diagnose naar dialoog

Wanneer we mensen reduceren tot diagnoses, verliezen we hun menselijkheid uit het oog. De DSM biedt beschrijvende handvatten, maar geen begrip. Filosofie kan dieper reiken: zij stelt vragen naar betekenis, context en verlangen.

 

Wie ben ik, als mijn hechtingswonden mijn relaties vormgeven?

Wat betekent het om te verlangen naar nabijheid en tegelijk bang te zijn voor verlies van autonomie?

 

Borderline en narcisme zijn geen ‘stoornissen’ in de klassieke zin, maar expressies van een diepe innerlijke ontregeling die ontstaan is in een onveilige relationele bedding. Heling begint waar het gesprek weer op gang komt — niet over gedrag, maar over beleving. Niet over controle, maar over kwetsbaarheid.

 

Wanneer borderline en narcisme samen aanwezig zijn in één persoon, is die dialoog des te belangrijker. Niet om het ene te ‘behandelen’ en het andere te negeren, maar om te begrijpen hoe zij samen een overlevingslogica vormen — een systeem dat ooit bescherming bood, maar nu verbinding in de weg staat.

 

Maar wat als de ander geen toegang hééft tot die kwetsbaarheid? Wat als verantwoordelijkheid voor het eigen innerlijk steevast wordt afgewend, ontkend of geprojecteerd? Dan stokt de dialoog, nog voor hij begonnen is en wordt de wens tot heling een tragische echo in een lege kamer.

 

 

 

Verbinding als ethiek van erkenning

De ander erkennen betekent: bereid zijn geraakt te worden. Het vraagt om innerlijke ruimte om het onbekende, het onvolmaakte en het verwarrende van de ander toe te laten zonder jezelf daarin te verliezen. Liefde, in deze zin, is geen sentiment, maar een ethische houding: een uitnodiging tot wederzijdse waarachtigheid.

 

In deze visie is verbinding niet het samenvallen van twee mensen, maar het naast elkaar bestaan in verschil, met behoud van wederzijds respect. Borderline en narcisme kunnen niet helen zolang zij blijven hangen in projectie en reactie. Maar op het moment dat zij hun masker durven afleggen, kan er iets nieuws ontstaan: een kwetsbare waarheid waarin ontmoeting weer mogelijk wordt.

 

Voor wie leeft met een partner waarin beide structuren samenkomen, vraagt deze ethiek moed en helderheid. Liefde kan niet bestaan bij gratie van zelfverlies. Ware verbinding begint waar ook de ander zichzelf durft te dragen en verantwoordelijkheid neemt voor zijn of haar binnenwereld en gedrag in de buitenwereld. Zonder dat blijft liefde een weerkaatsing in een lege spiegel.

 

 

​

Slot – Kwetsbaarheid als brug

Tussen spiegel en afgrond ligt een smalle brug — die van kwetsbaarheid. Wie bereid is die te betreden, betreedt geen zekere grond, maar wel een werkelijke. Daar ontstaat ontmoeting voorbij diagnose. Daar wordt lijden gedeeld in plaats van bestreden. Daar krijgt liefde opnieuw betekenis: als een kracht die niet verdwijnt wanneer de façade wegvalt, maar juist dan begint te spreken.

 

In die ruimte kan borderline geen verwarring meer zijn en narcisme geen pantser, maar twee pogingen van de menselijke ziel om het ondraaglijke dragelijk te maken. En misschien, in dat inzicht, ligt het begin van een andere weg: niet weg van de pijn, maar erdoorheen, in kwetsbaarheid richting verbondenheid.

 

Echter, soms wijst die weg ook naar een grens: de plek waar liefde eindigt als de ander weigert zich te laten raken. Want zonder erkenning en de bereidheid tot kwetsbaarheid, blijft verbinding een spiegel zonder ziel en liefde een brug die nergens heen leidt.

Verborgen narcisme, borderline, liefde en leegte, empathie
verbinding is essentieel voor het menselijk bewustzijn
bottom of page