Het valse Zelf voorbij
Over persoonlijkheidsstructuren, verantwoordelijkheid en heling in een polariserende wereld
Inleiding – tussen mens en masker
Wat als wie je geworden bent niet is wie je werkelijk bent? Wat als de manier waarop je je beweegt in relaties, je gevoelens reguleert, jezelf beschermt, ooit een levensreddende strategie was, maar nu een pantser geworden is?
In mijn werk, in mijn relaties én in mezelf, zie ik keer op keer hoe mensen vastlopen in patronen die ooit dienden om pijn te verzachten, maar uiteindelijk het contact met het ware zelf verstoren. We noemen dat dan persoonlijkheidsstoornissen. Maar dat woord wringt. Het reduceert een complex geheel aan ervaringen, beschermingslagen en verlangens tot een defect label. Wat mij betreft mag de DSM morgen nog overboord.
Dit essay is een poging tot een andere benadering. Geen pathologiserende blik, maar een uitnodiging tot her-begrip. Ik wil schrijven over het valse zelf als overlevingsstructuur, over hoe destructieve persoonlijkheidsdynamieken kunnen ontstaan én over wat heling werkelijk vraagt. Daarbij put ik uit mijn eigen ervaring, als hulpverlener, geliefde, denker en mens. Maar ik verbind mijn visie ook met de stemmen van anderen: Jung, Winnicott en Levinas Want we staan niet alleen in deze zoektocht naar wat het betekent om waarachtig mens te zijn.
​
Waarom het woord 'stoornis' tekortschiet
In het dominante psychologische discours spreken we over persoonlijkheidsstoornissen: borderline, narcisme, vermijdend, histrionisch, enzovoort. Die taal suggereert iets statisch, iets dat ‘kapot’ is. Maar persoonlijkheid is geen object. Het is een levend geheel van overtuigingen, copingmechanismen, hechtingswonden, verlangens en innerlijke stemmen. Het is iets dat zich vormt in relatie tot de ander. Ieder mens ontwikkelt zich binnen een context en als die context gewelddadig, verwaarlozend of onvoorspelbaar is, dan ontstaan er structuren die bescherming bieden ten koste van verbinding.
Gelukkig is er beweging. Binnen de organisatie waar ik werk wordt al geëxperimenteerd met patroondiagnostiek: geen label op symptomen, maar een zoektocht naar terugkerende patronen en hun oorsprong. Persoonlijkheidsstructuren zijn dan geen stoornissen, maar vastgelopen dynamieken. Geen defecten, maar ontwikkelingslittekens. En dat maakt uit. Taal vormt de werkelijkheid.
Het valse zelf – een tijdelijke waarheid
De Britse psychoanalyticus Donald Winnicott introduceerde het concept van het false self als een overlevingsstructuur. Wanneer een kind zich niet veilig en gezien voelt in zijn omgeving, ontwikkelt het gedragingen en houdingen die de externe wereld kalmeren — ten koste van het ware, spontane zelf. Het valse zelf is meer dan een leugen, het is een intelligent compromis: het kind blijft verbonden met zijn verzorgers, maar verliest iets van zichzelf.
Ook in de schematherapie wordt dit zichtbaar. Mensen ontwikkelen schema’s — diepgewortelde overtuigingen over zichzelf, de ander en de wereld — die voortkomen uit vroegkinderlijke ervaringen. Die schema’s sturen modi aan: innerlijke toestanden zoals het kwetsbare kind, de straffende ouder of de onthechte beschermer. Iedereen draagt deze modi in zich. Maar wanneer het valse zelf dominant wordt, zijn deze modi niet langer dynamisch: ze verstenen. Dan leven mensen niet meer vanuit innerlijke afstemming, maar vanuit overlevingsscripts.
In mijn visie is het valse zelf een tijdelijk noodzakelijke waarheid. Het ontstaat om te beschermen. Maar als het niet herkend en doorvoeld wordt, groeit het uit tot een gevangenis. Veel mensen weten niet dat ze leven vanuit hun valse zelf. Tot er iets knapt: een burn-out, een depressie, een relatiebreuk, en er scheuren komen in het masker. Dat zijn kwetsbare, maar ook hoopvolle momenten.
​
Heling als weg naar het ware zelf
Heling betekent voor mij: terugkeren naar de kern. Niet zozeer om het kwetsbare kind te vervangen, maar om het te leren dragen. Niet om de straffende ouder te vernietigen, maar om hem te herkennen als echo van vroegere pijn. In het modimodel is de gezonde volwassene degene die deze innerlijke stemmen kan herkennen, reguleren, begrenzen en troosten. In mijn beeld is de gezonde volwassene geen eindpunt, maar een belichaming van het ware zelf: dat deel van ons dat bereid is bewust te zijn van, en verantwoordelijkheid te nemen voor wat zich in ons afspeelt.
Het ware zelf is niet perfect. Het is geen verheven staat van verlichting. Het is juist geworteld in het onvolmaakte, maar het verdraagt die onvolmaaktheid met compassie. Het ware zelf kan zich verliezen, maar vindt zichzelf altijd terug. Het herkent projecties, neemt afstand als dat nodig is en zoekt nabijheid als het kan. Het ware zelf is voortdurend in beweging, maar raakt zijn richting niet kwijt.
Ook Carl Gustav Jung beschreef dit proces van terugkeren naar de kern als een levenslange opdracht. In zijn theorie van de individuatie beschrijft hij hoe de mens pas werkelijk heel wordt wanneer hij niet alleen zijn bewuste delen omarmt, maar ook zijn schaduw — dat wat hij liever niet ziet, maar wel is.
Voor Jung is het Zelf geen ideaalbeeld, maar een dynamisch geheel dat juist vollediger wordt naarmate het complexer durft te zijn. Het ware zelf is dus niet alleen licht en liefde, maar ook rauwheid, woede, rouw en instinct. Juist wie deze schaduwelementen in de ogen durft te kijken, vindt een steviger basis in zichzelf. Jung herinnert ons eraan dat heling niet gaat om ‘beter worden’, maar om vollediger mens durven zijn.
​
Verantwoordelijkheid in relatie tot trauma
Wie het valse zelf erkent en wie zijn eigen beschermingsstructuren onder ogen ziet, stuit vroeg of laat op een existentiële grensvraag:
Ben ik verantwoordelijk voor gedrag dat voortkomt uit mijn verwonding?
​
Het is een pijnlijke, maar noodzakelijke vraag. Want hoewel het waar is dat destructieve patronen ontstaan uit vroegkinderlijk trauma en gemis, blijven we als volwassen mens wél verantwoordelijk voor wat we daarmee doen. Trauma verklaart, maar het ontslaat niet van verantwoordelijkheid.
Juist dit onderscheid is essentieel. Het maakt compassie mogelijk zónder dat we vervallen in vergoelijking of slachtofferschap. Mensen met destructieve persoonlijkheidsstructuren weten vaak dondersgoed het verschil tussen goed en kwaad. Maar het valse zelf, en de overlevingsmodi die ermee verbonden zijn, kunnen zo dominant zijn geworden, dat reflectie wordt vermeden en correctie als bedreiging wordt ervaren.
Toch blijft de mogelijkheid tot keuze bestaan. En juist het vermogen en de bereidwilligheid om verantwoordelijkheid te nemen, is de eerste stap op het pad van heling.
In mijn ervaring zie ik dat deze verantwoordelijkheid vaak pas geactiveerd wordt op breekpunten: een burn-out, een scheiding, een confrontatie met de realiteit. Maar ook liefde, oprechte spiegeling en een veilige therapeutische relatie kunnen dat bewustzijn wakker maken. Er zijn momenten waarop het masker barst en de keuze zich aandient:
Blijf ik leven vanuit mijn verdedigingsstructuur of durf ik te buigen naar de pijn daaronder?
Het ware zelf zegt niet: “Je had geen andere keuze.” Het zegt: “Je hebt nu een keuze.”
Heling begint wanneer we niet alleen erkennen waar we vandaan komen, maar ook besluiten wie we willen worden. In dat moment van keuze schuilt iets diep ethisch: een daad van liefde, naar jezelf én de ander.
Deze notie van verantwoordelijkheid in het aangezicht van pijn en geschiedenis doet denken aan het werk van de filosoof Emmanuel Levinas. In zijn denken staat de Ander centraal als een ethische oproep: het gelaat van de Ander doet een appèl op mij — vóór elke bewuste keuze, vóór elk oordeel. Levinas stelt dat verantwoordelijkheid niet optioneel is, maar een bestaansvoorwaarde: ik ben verantwoordelijk, zelfs voor de verantwoordelijkheid van de ander.
Deze radicale visie schuift schuld of moraliteit niet terzijde, maar gaat eraan vooraf. In het licht van het valse zelf betekent dit dat wij niet alleen verantwoordelijk zijn voor wat wij doen, maar ook voor hoe wij aanwezig zijn. Voor hoe wij reageren, spiegelen en erkennen.
Wanneer iemand zijn valse zelf begint te herkennen, opent zich een ruimte voor ethische zelfconfrontatie. Niet vanuit dwang, maar vanuit ontmoeting. Niet omdat het moet, maar omdat het ware zelf verlangt naar waarheid. Levinas leert ons dat deze verantwoordelijkheid niet voortkomt uit kracht, maar uit openheid. En misschien is dat precies wat heling vraagt: de bereidheid om geraakt te worden.
​
De ander als spiegel
Geen mens leeft in een vacuüm. Onze persoonlijkheid vormt zich in relatie tot anderen en onze beschermingsmechanismen blijven bestaan bij gratie van hoe anderen daarop reageren. Het valse zelf houdt zichzelf niet alleen in stand vanuit binnenuit, maar ook via de dynamieken van de buitenwereld. Daarom is heling nooit alleen een individueel proces. Het vraagt om een systemische blik.
Mensen met destructieve persoonlijkheidsstructuren, of beter: mensen die zich hoofdzakelijk identificeren met overlevingsmodi, trekken vaak relaties aan waarin hun dynamiek wordt gespiegeld of bevestigd. Partners, collega’s, familieleden kunnen, vaak onbewust, een enabling rol spelen. Ze vermijden confrontatie, lopen op eieren of proberen de ander ‘te redden’. Daarmee wordt het valse zelf gevoed, terwijl het ware zelf verhongert.
Ook codependentie speelt hier een rol: wanneer twee mensen elkaars kwetsuren bevestigen in plaats van uitdagen tot groei, ontstaat er een gesloten systeem waarin destructieve dynamieken genormaliseerd worden. Dat is pijnlijk, maar niet hopeloos. De eerste stap is bewustwording. De tweede is verantwoordelijkheid nemen, niet alleen door degene met de dominante overlevingsstructuur, maar ook door diens omgeving.
Een systemische aanpak betekent dat we ook kijken naar de rol van gezinsstructuren, werkcontexten, vriendengroepen en hulpverleningssystemen. Hoe worden maskers in stand gehouden? Waar ontbreekt het aan grenzen, waar aan erkenning? Juist in veilige, liefdevolle en duidelijke relaties ontstaat ruimte voor beweging. Niet door het valse zelf te bevechten, maar door het ware zelf uit te nodigen en ruimte te geven.
De samenleving als spiegel van het valse zelf
De patronen die zich in het individu aftekenen, weerspiegelen zich ook in het grotere geheel. Onze samenleving is geen neutrale achtergrond, maar een actieve speler in de vorming en bevestiging van het valse zelf. In een wereld waarin presteren belangrijker is dan voelen, waarin kwetsbaarheid wordt gezien als zwakte en succes als bewijs van waarde, gedijt het valse zelf. We bouwen persona’s, cureren identiteiten en leren al vroeg dat je pas meetelt als je iets bewijst, verdient of produceert.
De economische logica van het neoliberalisme versterkt dit nog verder. De mens wordt gereduceerd tot consument en product: zichtbaar, efficiënt, bruikbaar. In zo’n wereld is er weinig ruimte voor het kwetsbare kind, voor de schaduw en voor innerlijke traagheid. De samenleving organiseert zich rond snelheid, competitie en controle — precies de kenmerken van het valse zelf.
Ook het stigma rond psychisch lijden maakt dit zichtbaar. Mensen met persoonlijkheidsproblematiek worden vaak gezien als lastig, manipulatief of hopeloos. We oordelen, labelen en isoleren, in plaats van te begrijpen. Daarmee bevestigen we precies de boodschap die het valse zelf al sinds de kindertijd probeert te vermijden: dat er geen plek is voor wie je werkelijk bent.
Wat nodig is, is een cultuurverandering. Een herwaardering van innerlijke processen, van relationele ethiek en van menselijkheid voorbij functionaliteit. We hebben instituties, scholen, werkplekken en hulpverlening nodig die niet alleen behandelen, maar erkennen. Die de moed hebben om ruimte te geven aan complexiteit en dus ook aan het niet-weten, aan vertraging, aan het verhaal achter het gedrag.
Misschien begint dat bij taal. Bij hoe we spreken over stoornissen, over gedrag, over verantwoordelijkheid. Misschien begint het bij luisteren. Naar het kind in onszelf en de ander. Misschien begint het bij Liefde; niet als romantisch ideaal, maar als radicaal principe van erkennen en dragen.
Slot – de moed om waarachtig te zijn
Achter elk valse zelf schuilt een verlangen. Een verlangen om gezien te worden, om lief te hebben en liefgehad te worden, om waarachtig te leven in plaats van te overleven. De weg naar het ware zelf is geen rechte lijn. Het is een kronkelend pad langs schaamte, weerstand, pijn, verdriet, gemis en inzicht. Het vraagt moed om af te dalen in de eigen binnenwereld, om verantwoordelijkheid te nemen voor destructieve patronen en niet langer weg te kijken van de eigen schaduw.
Maar die moed is tegelijkertijd hoopvol. Want wie durft te kijken, opent de deur naar transformatie. Niet omdat alles dan perfect wordt, maar omdat er ruimte ontstaat voor echtheid. Voor zachte grenzen. Voor innerlijke afstemming. Voor liefde die niet claimt of manipuleert, maar draagt. Heling is geen eindpunt, het is een proces van steeds weer kiezen voor waarheid boven illusie, voor verbinding boven controle.
We leven in een tijd waarin het valse zelf collectief wordt gevierd. Waarin maskers normaal zijn en innerlijke waarachtigheid zeldzaam lijkt. Maar juist daarom is het belangrijk dat we blijven schrijven, spreken, spiegelen. Dat we ruimte blijven maken voor het kind in onszelf en in de ander. Dat we blijven geloven in de mogelijkheid van heling, zelfs waar schade diep zit.
​
Wie het valse zelf durft af te leggen, staat niet bloot, maar vrij.
​
Vrij om mens te zijn. In al haar complexiteit, schoonheid en gebrokenheid.
Misschien is dat wel de meest radicale daad van liefde die er bestaat.

