top of page

De Ander als sleutel

Een essay over zelfwording door ontmoeting

 

 

 

 

 

 

Inleiding – Word ik wel als mens geboren, als niemand mij ziet?

Mijn moeder noemde me regelmatig een vreemde snuiter. Soms boos, soms hard — maar altijd verbaasd. Alsof ze werkelijk niet begreep hoe ik in haar leven was beland, met mijn gevoeligheid, mijn diepe gedachten en mijn anders-zijn. Ze bedoelde het niet als afwijzing, maar ik voelde het wel zo.


Alsof ik een vergissing was. Een misverstand. Alsof ik niet klopte.

 

Het was niet dat ze me enkel afwees met woorden. Het zat ook dieper — in het ontbreken van (h)erkenning. Van afstemming. Van de blik die zegt: ik zie jou en jij mag er zijn.

 

In plaats daarvan werd ik vergeleken, bijgestuurd, gecorrigeerd en niet begrepen. Mijn binnenwereld botste met mijn moeders sjabloon van hoe een dochter moest zijn. En ergens onderweg verloor ik iets: het vertrouwen dat mijn ervaring er mocht zijn.

 

De pijn van niet gezien worden is niet alleen relationeel. Ze is existentieel. Ze raakt aan de vraag: Wie ben ik, als niemand mij bevestigt in mijn zijn? Bestaat het Zelf wel, als het nooit wordt gespiegeld? Als er geen Ander is die zegt: ik zie jou. Jij bent werkelijk hier.

 

Filosofen als Martin Buber en Emmanuel Levinas stellen dat het Zelf niet ontstaat in afzondering, maar in relatie. Voor Buber ontstaat het ik pas in de ontmoeting met het Gij — een werkelijke Ander die niet gereduceerd wordt tot middel, functie of spiegel. Voor Levinas is de Ander zelfs fundamenteler dan het ik: het is de blik van de Ander die mij roept, die mij verantwoordelijk maakt, nog vóór ik gekozen heb om te antwoorden.

 

Maar wat als die blik uitblijft?
Wat als je wordt aangekeken, maar niet werkelijk wordt gezien?
Wat als de Ander jou niet erkent als subject, maar als afwijking, als projectie of als decor?

 

In dit essay wil ik onderzoeken hoe het Zelf ontstaat — en wat het nodig heeft om tot bloei te komen. En dan niet per se als autonoom individu, maar als wezen-in-relatie. Er worden denkers aan het woord gelaten die ieder op hun manier de Ander tot sleutel maken: Buber, Levinas, Fromm, Sartre, Weil, Merleau-Ponty, Heidegger, Benjamin — en ze in dialoog brengen met mijn eigen ervaring. Niet als theoretisch spel, maar als zoektocht naar wat het betekent om mens te worden in aanwezigheid van een ander die jou werkelijk ontvangt.

 

Want misschien begint menswording daar: In de erkenning van wat kwetsbaar is, vreemd, onbegrepen — en er toch mag zijn.

 

​

​

Het Zelf is geen soloproject

Het moderne mensbeeld is gebouwd op autonomie — de illusie van een ik dat in afzondering ontstaat. Maar wie eerlijk kijkt, weet: we worden geboren in afhankelijkheid, in nabijheid en in verlangen naar afstemming.

 

De filosoof Martin Buber stelde radicaal dat het ik pas bestaat in de ontmoeting met het jij. Alleen waar er wederkerigheid is — een blik die ontvangt of een woord dat antwoordt — ontvouwt zich het Zelf als levend subject. Buiten die ontmoeting verschraalt het ik tot instrumenteel: een Ik-Het, waarin de ander slechts middel of rol wordt.

 

Emmanuel Levinas verscherpte dit inzicht. Waar Buber de nadruk legt op dialoog, benadrukt Levinas juist de asymmetrie: de Ander is altijd méér dan ik kan bevatten. Precies daarom legt diens blik een ethisch appèl op mij, nog voordat ik kan kiezen of antwoorden. De Ander gaat mij vooraf.

 

Heidegger opent weer een ander venster. Voor hem is het Zelf niet een kern in afzondering, maar altijd al geworpen in de wereld, samen met anderen. Hij noemt dit Mitsein: wij zijn altijd-in-relatie. Zelfs ons alleen-zijn draagt de sporen van verbondenheid.

 

Jean-Paul Sartre laat zien hoe die verbondenheid ook kan ontsporen. Want als we onszelf leren kennen in de blik van de ander, dan kan die blik ook vervormen en ons tot object maken. Ontmoeting kan bevestigen, maar ook vervreemden.

 

Erich Fromm schuift hier de praktijk van liefde tussen. Voor hem is liefde geen gevoel, maar een daad: de ander zien in diens uniekheid, zonder te willen beheersen of reduceren. Daarmee laat hij zien dat erkenning niet alleen een filosofisch begrip is, maar ook een levenshouding.

 

Jessica Benjamin brengt dit nog dichterbij door te spreken over wederzijdse erkenning. Het is niet genoeg dat jij mij ziet; ik moet ook jou zien als subject. Ontmoeting is geen versmelting, maar een bedding waarin wij beiden bestaan.

 

Simone Weil tilt dit naar een spirituele hoogte. Liefhebben, schrijft ze, betekent zeggen tegen de ander: “jij, op dit moment, zult niet sterven.”

​

Ware liefde laat de ander bestaan, niet als verlengstuk van mijzelf, maar als ander.

 

En tenslotte Merleau-Ponty: hij herinnert ons eraan dat ontmoeting altijd belichaamd is. Het Zelf is geen abstract idee, maar voelbaar in de ruimte tussen lichamen. We weten of iets klopt, niet alleen met ons hoofd, maar met ons hele zijn.

 

Samen vormen deze stemmen een meerstemmig koor. Buber leert ons het belang van dialoog, Levinas de onontkoombare verantwoordelijkheid, Heidegger de geworpenheid van ons samen-zijn, Sartre de gevaren van vervormde blikken, Fromm en Benjamin de noodzaak van liefde en erkenning, Weil de heiligheid van de ander en Merleau-Ponty de tastbare werkelijkheid van ontmoeting.

 

Hun accenten verschillen, maar ze wijzen allemaal in dezelfde richting: het Zelf is relationeel. Het wordt geboren, gespiegeld en gevoeld in de aanwezigheid van de Ander.

​

​

​

De honger naar erkenning

Er is een honger die geen woorden kent. Geen honger naar voedsel of kennis, maar naar iets fundamenteler: zie mij. Niet mijn rol, niet mijn gedrag, maar mij — precies zoals ik ben.

 

Erich Fromm noemt liefde een daad: de ander zien in diens uniekheid, zonder deze te willen vormen of beheersen. Maar even wezenlijk is het vermogen om geliefd te worden. Dat vraagt dat je ooit hebt gevoeld: ik mag er zijn, ook zonder prestaties, ook als ik niet pas.

 

In de kindertijd wordt deze honger geboren. Het kleine kind zoekt de blik van de ouder en leert zichzelf kennen door wat het daarin terugziet. Maar als die spiegel ontbreekt of vervormd is, blijft er een wond achter. Dan ontstaat een leegte die later gevuld wordt met aanpassen, perfectionisme of juist rebellie. Een leegte die nooit écht verdwijnt, maar door de jaren heen van gedaante wisselt.

 

Psychoanalytica Jessica Benjamin spreekt hier over wederzijdse erkenning. Ontmoeting vraagt niet alleen dat jij mij ziet, maar dat ik jou ook kan zien als subject. In die afstemming ontstaat ruimte — geen versmelting, maar een bedding waarin beiden kunnen bestaan in hun verschil.

 

Waar erkenning uitblijft, ontstaat vervorming. Je geeft en geeft, in de hoop dat de ander je teruggeeft. Schematherapie duidt dit als het Kwetsbare Kind en de Willoze Inschikkelijke — oude stemmen die fluisteren: als ik me klein houd, als ik lief ben, dan misschien…

 

Ik heb die honger gekend. In relaties waarin ik mezelf verloor in een eindeloos wachten op erkenning die niet kwam. Ik bleef zoeken naar een blik die mij zou teruggeven. Maar echte ontmoeting groeit niet uit hunkering. Ze vraagt aanwezigheid. Aan beide zijden.

 

 

 

Het gemis van de Ander

Er is een eenzaamheid die dieper snijdt dan alleen zijn. Het is de eenzaamheid in aanwezigheid van de Ander — wanneer je kijkt, reikt, voelt, maar de ander blijft gesloten. Wanneer je subjectiviteit geen bedding vindt, omdat de ander jou benadert als spiegel, als projectie of als instrument — maar niet als mens.

 

Die ervaring is fundamenteel ontwrichtend. Er is geen sprake van geweld — maar het ontbreekt aan erkenning. Geen aanraking van binnenuit. Alleen stilte of woorden die langs je heen gaan. Maskers. Rollen en afweer.

 

En zo wordt ontmoeting iets vermoeiends. Een gevecht om bestaansrecht.

 

Soms nemen zulke relaties subtiele, maar destructieve vormen aan. Denk aan gaslighting: een vorm van psychologisch geweld waarin jouw waarneming stelselmatig ontkend wordt. Je leert dan jezelf wantrouwen. Je raakt verwijderd van je intuïtie. Je realiteit wordt onzeker terrein — afhankelijk van bevestiging die juist wordt onthouden.

 

En dat maakt deze leegte zo schrijnend. Niet de afwezigheid van iemand — maar de illusie van nabijheid. Je denkt dat je samen bent, maar in werkelijkheid ben je alleen. Je probeert contact te maken, maar wordt beantwoord met verwarring, ontkenning of afstand. Langzaam slinkt je innerlijke ruimte, tot je jezelf nauwelijks nog herkent.

 

De Franse filosoof Jean-Paul Sartre stelde dat we onszelf pas echt leren kennen in de blik van de Ander. Maar als die blik vervormd is, wordt ook ons zelfbeeld vervormd. De blik die niet bevestigt, maar vertekent, maakt van jou een object. En wanneer dat structureel gebeurt — in een gezin, een relatie, een systeem — dan raakt het Zelf ontworteld.

 

Voor mij persoonlijk was die leegte voelbaar in de relatie met mijn moeder — en later opnieuw, op scherpere wijze, in een destructieve liefdesrelatie. In beide gevallen werd ik niet gezien als wie ik werkelijk ben, maar als projectie: te veel, te diep, te gevoelig, te intens, niet (goed) genoeg. De boodschap was helder, al werd hij niet uitgesproken: pas je aan of verdwijn.

 

Dat doet iets met een mens. Je leert je aanpassen, splitsen, verdraaien. Je raakt verwijderd van je kern. En het tragische is: je blijft verlangen naar die erkenning. Alsof je, diep vanbinnen, hoopt dat het alsnog goedkomt. Dat de Ander op een dag wél zal zeggen: ik zie jou — en jij mag bestaan.

 

Maar soms komt die erkenning niet. En dan begint een andere weg: het leren dragen van die leegte. Zonder jezelf te verliezen. Zonder hard te worden. Zonder het verlangen te doden, maar ook zonder het jouw leven te laten beheersen.

 

 

 

Ontmoeting als spiegel én grens

De Ander is een spiegel. Niet zozeer in de zin van herkenning, maar juist in de momenten waarin iets wringt. Waar jouw beweging geen weerklank vindt. Waar je blik botst op die van de ander — en niet afstemt, maar breekt. Daar ontstaat de grens. En precies daar begint het Zelf.

 

Want werkelijk gezien worden betekent niet volledig begrepen worden. Het betekent als afzonderlijk bestaan erkend worden. Met jouw eigen ritme, jouw verlangens en jouw taal. En ook: het erkennen dat de ander niet jij is. Ontmoeting is geen versmelting, maar afstemming. Het is naast elkaar kunnen bestaan in verschil.

 

De psychoanalytica Jessica Benjamin spreekt over deze dynamiek als wederzijdse subjectiviteit. Jij ziet mij als subject en ik jou. Alleen dan kan echte ontmoeting ontstaan. Maar dat vraagt de erkenning van grenzen — dat jij niet alles hoeft te voelen wat ik voel en ik niet alles hoef te begrijpen wat jij ervaart.

 

In relaties waarin grenzen ontbreken — waarin de ander je opslokt of jij jezelf verliest — ontstaat geen werkelijke ontmoeting, maar symbiotische vervorming. Je raakt verstrikt in de ander of ontkent je eigen behoeften om de verbinding te behouden.


Het lijkt nabijheid, maar het is in werkelijkheid zelfverloochening.


Ware liefde laat de ander bestaan. Niet als verlengstuk van het zelf, maar als ander. En dat betekent ook: dat je de ander niet redt, niet beheerst en niet verandert. Maar ook niet jouw Zelf laat ondermijnen in het verlangen naar erkenning.

 

In mijn eigen leven heb ik lang gezocht naar die balans. In relaties waarin ik niet mezelf mocht zijn, leerde ik mijn grenzen pas na de breuk. Pas toen de pijn te groot werd, de spiegel te leeg, durfde ik te zeggen: dit is niet wie ik ben en niet wie ik wil zijn.


Maar misschien begint zelfliefde juist daar — in het erkennen van de grens. In het zeggen: hier eindig jij en begint mijn zijn.

 

De Franse fenomenoloog Merleau-Ponty benadrukte dat ons Zelf altijd belichaamd is — en dus gevoeld wordt in de ruimte tussen lichamen. Ontmoeting is tastbaar, niet abstract. We voelen wanneer iets klopt en wanneer iets wringt. Die gevoelsdimensie is richtinggevend, als we durven luisteren.

 

Ontmoeting vraagt dus niet om verdwijnen, maar om verschijnen. In je eigen contouren. Met zachte helderheid. Zodat jij én de ander kunnen blijven staan — niet tegenover elkaar, maar met elkaar.

 

 

​

Slot – Zelfwording als relationeel proces

Er wordt vaak gezegd dat we onszelf moeten vinden. Alsof het Zelf een vaste kern is, ergens diep vanbinnen, wachtend om opgegraven te worden. Maar misschien is dat een misvatting. Misschien is het Zelf niet iets wat we vinden, maar iets wat zich ontvouwt — in tijd, in ontmoeting en in afstemming.

 

De denkers die onderweg zijn langs gekomen — Buber, Levinas, Fromm, Sartre, Weil, Heidegger, Benjamin, Merleau-Ponty — dragen allemaal, op hun eigen manier, bij aan een fundamenteel inzicht:


Wij worden mens door de Ander.


Niet als afhankelijkheidsfiguur, maar als existentiële voorwaarde.
Niet om onszelf op te geven, maar om onszelf te worden.

 

Zelfwording is een relationeel proces. Het is geboren worden in de blik van iemand die je ziet — en blijven bestaan in de ruimte die je jezelf leert gunnen. Het is weten: ik besta in relatie, maar ik verdwijn niet in die relatie. Het is durven voelen: ik hunker naar erkenning, maar ik ben niet die honger.

 

In een wereld die autonomie verheerlijkt, is dat geen vanzelfsprekend pad. Het vraagt moed om afhankelijkheid te erkennen zonder eraan onderdoor te gaan. Het vraagt kwetsbaarheid om te verschijnen, ook als je niet zeker weet of je gezien wordt. En het vraagt waarheid om de relatie met de ander niet te idealiseren — maar te durven voelen waar die ontbreekt.

 

Maar het is precies in die kwetsbaarheid dat iets nieuws kan ontstaan. Een Zelf dat niet hard is, maar geworteld. Niet solitair en gevangen in hunkering, maar begrensd én open — gegrond in aanwezigheid.

​

In mij leeft nog altijd dat meisje dat ooit een vreemde snuiter werd genoemd. Maar ze is niet langer alleen. Ze heeft leren spreken in haar eigen taal. Ze heeft anderen ontmoet die haar wél zagen. En ze heeft geleerd dat je soms eerst jezelf moet verliezen in de blik van een ander, om uiteindelijk jezelf terug te vinden in de stilte die overblijft.

 

Zelfwording is geen eindpunt. Het is een voortdurend proces van verschijnen, verdwijnen en hervinden — in relatie tot de Ander. En soms is die Ander een moeder. Soms een geliefde. Soms een vriend.


En soms — misschien wel op de meest beslissende momenten — ben jij dat zelf: eindelijk in staat om jezelf te zien.

 

Daarin ligt ook de uitnodiging aan jou, lezer: om te verschijnen, om te zoeken naar ogen die werkelijk zien en om zelf die blik te durven zijn voor een ander. Want daar, in die wederkerigheid, begint menswording telkens opnieuw.

Sleutel, De Ander, ontmoeting, erkenning, verantwoordelijkheid
Two hand touching, twee handen reiken naar elkaar, liefde, erkenning
bottom of page